We beleggen met de ingelegde pensioenpremies. De standaard manier is lifecycle beleggen waarbij we twee beleggingsvormen aanbieden: Index volgend en Actief beheerd. Bij beide vormen zijn er vijf beleggingsrisico’s mogelijk. En kan de afbouw van het beleggingsrisico binnen de lifecycles op de (verwachte) AOW- of de pensioenleeftijd worden gezet.
Standaard bouwen we de risicovolle en minder risicovolle beleggingen bijna helemaal af naarmate de pensioendatum dichterbij komt. Dit sluit aan bij de keuze voor een vaste pensioenuitkering. De deelnemer kan ervoor kiezen om het risico niet helemaal af te bouwen wat beter past bij een variabele uitkering. Hierna leest u hoe we dat in de praktijk brengen.
Om tot een zo hoog mogelijk verwacht pensioen te komen, hanteren we een zogenoemde lifecycle: de beleggingsmix is mede afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. Hoe dichter de deelnemer de pensioenleeftijd nadert, hoe minder risicovol wordt belegd.
Bij de inrichting van een lifecycle gaan we er vanuit dat naarmate de beleggingshorizon (resterende tijd tot de pensioendatum) kleiner wordt, het beleggingsrisico afgebouwd moet worden. Er is immers steeds minder tijd beschikbaar om een eventuele (forse) waardevermindering voor de pensioendatum op te vangen.
Voor het beleggingsbeleid maken we dus onderscheid tussen een rendementsportefeuille en (in de afbouwperiode richting de pensioendatum) een matchingportefeuille. Met de rendementsportefeuille streven we naar een zo hoog mogelijk rendement binnen het gehanteerde risicoprofiel. Is de deelnemer nog jong? Dan beleggen we meer in de rendementsportefeuille. Nadert een deelnemer de pensioendatum? Dan bouwen we de rendementsportefeuille geleidelijk af ten gunste van de matchingportefeuille. In de matchingportefeuille beleggen we niet in zakelijke waarden zoals aandelen of vastgoed, maar alleen in vastrentende waarden met zo min mogelijk kredietrisico en zonder valutarisico. Het doel van de matchingportefeuille is het renterisico te minimaliseren door geleidelijke afbouw van het renterisico. Dat geeft meer zekerheid over de te verwachten pensioenuitkomst.
Hoe hoog de uitkering is die de deelnemer krijgt voor het pensioenkapitaal, hangt onder andere af van de marktrente op dat moment. Staat de marktrente laag? Dan is er meer kapitaal nodig om een even hoge pensioenuitkering te kunnen kopen als wanneer de rente hoog staat. De matchingfondsen verkleinen dit renterisico. De beleggingen in deze fondsen worden namelijk meer waard als de rente daalt. Het omgekeerde geldt ook: als de rente stijgt, dan daalt de waarde van de beleggingen. Maar door de hogere rente is er dan ook minder geld nodig om een even hoge pensioenuitkering te kunnen kopen.
De invulling van het strategische beleggingsbeleid is geen vaststaand gegeven, maar hangt af van de economische omgeving. Een wijziging in deze omgeving kan leiden tot een uitbreiding of vermindering van (bijvoorbeeld) een of meerdere beleggingscategorieën, of een andere invulling van een van de portefeuilles. Daarom houden we op regelmatige basis de invulling van het beleggingsbeleid van de lifecycles tegen het licht. Zo nodig passen we die aan de veranderende omstandigheden. De lifecycles toetsen we minimaal één keer per jaar.
Nationale-Nederlanden biedt twee beleggingsvormen aan, namelijk:
Bij beide beleggingsvormen willen we zoveel mogelijk duurzaam beleggen. Actief Beheerd is daar iets meer geschikt voor. We zijn daar namelijk minder gebonden aan het zo dicht mogelijk bij de benchmark (en eventueel ‘minder duurzame’ fondsen) te blijven.
De invulling van de beleggingen binnen de twee vormen zijn anders, dit geeft in de praktijk afwijkingen qua rendement. Ook zijn de beleggingskosten verschillend. Deze verschillen communiceren we vooraf met de klant zodat zij ook op basis daarvan een keuze kunnen maken.
Ondanks dat de invulling van de beleggingen anders is bij de beleggingsvormen, hebben ze wel een gelijkwaardig risicoprofiel qua beleggingsmix. Zo is er bijvoorbeeld een gelijke verhouding tussen aandelen en obligaties.
De werkgever maakt een keuze voor de standaard beleggingsvorm, de default. De deelnemer kan hiervan afwijken en voor de andere beleggingsvorm kiezen.
Standaard beleggen we de pensioenpremie in de lifecycle volgens het risicoprofiel ‘gebalanceerd’ (neutraal). De werkgever kan, samen met de adviseur en de eventuele werknemersvertegenwoordiging, het risicoprofiel van de default lifecycle afstemmen op het eigen risicoprofiel en gewenste ambitieniveau. We hebben daarvoor drie risicoprofielen gedefinieerd:
Profiel | Korte beschrijving |
---|---|
Voorzichtiger | We beleggen de portefeuille voor 85% in risicovolle beleggingen (zakelijke waarden) als de werknemer jong is. Vanaf 16 jaar voor de pensioendatum gaan we het beleggings- en renterisico stapsgewijs afbouwen. Het laatste jaar voor de pensioendatum beleggen we nog 10% van het pensioenkapitaal in zakelijke waarden, en de rest in matchingfondsen. In de maanden voor de pensioendatum bouwen we de zakelijke waarden verder af naar 0%. |
Gebalanceerd (standaard) |
Dit profiel is gebaseerd op een werknemersbestand met een gemiddelde samenstelling qua leeftijd, salaris en pensioenambitie. We beleggen we de portefeuille voor 90% in risicovolle beleggingen (zakelijke waarden) als de werknemer jong is. Vanaf 12 jaar voor de pensioendatum gaan we het beleggings- en renterisico stapsgewijs afbouwen. Het laatste jaar voor de pensioendatum beleggen we nog 15% van het pensioenkapitaal in zakelijke waarden, en de rest in matchingfondsen. In de maanden voor de pensioendatum bouwen we de zakelijke waarden versneld verder af naar 0%. |
Ambitieuzer | We beleggen de portefeuille voor 95% in risicovolle beleggingen (zakelijke waarden) als de werknemer jong is. Vanaf 11 jaar voor de pensioendatum gaan we het beleggings- en renterisico stapsgewijs afbouwen. Het laatste jaar voor de pensioendatum beleggen we nog 20% van het pensioenkapitaal in zakelijke waarden, en de rest in matchingfondsen. In de maanden voor de pensioendatum bouwen we de zakelijke waarden versneld verder af naar 0%. |
Om te bepalen hoeveel beleggingsrisico bij een deelnemer past, kunnen we voor iedere deelnemer een risicoprofiel vaststellen. Bijvoorbeeld als men een keuze wil maken voor andere beleggingsvorm, meer of minder beleggingsrisico, minder risicoafbouw of een andere afbouwleeftijd. Dit doen we aan de hand van een risicoprofielbepaler: een vragenlijst op basis waarvan we een goede inschatting van de risicohouding van de deelnemer kunnen maken. Zodat het beleggingsbeleid aansluit bij zijn risicoprofiel.
Bij ieder risicoprofiel past een eigen lifecycle. Los van de hierboven beschreven profielen kan de deelnemer dan ook kiezen uit Voorzichtiger +, de minst risicovolle lifecycle variant, en Ambitieuzer +, de meest risicovolle variant waarin tot 9 jaar voor de pensioendatum 100% van de portefeuille in risicovolle beleggingen zit.
Standaard bouwen we de risicovolle beleggingen af tot de (verwachte) AOW-leeftijd van de individuele deelnemer. De werkgever kan hiervan afwijken en als eindleeftijd voor de afbouw kiezen voor de pensioenleeftijd in zijn pensioenregeling.
De deelnemer bepaalt zelf (binnen de grenzen van zijn pensioenregeling) op welke datum hij of zij pensioen aankoopt. Ze hebben de mogelijkheid om op basis van eigen voorkeuren af te wijken van door de werkgever gekozen eindleeftijd. En ervoor te kiezen om de risicovolle beleggingen in de lifecycle af te bouwen tot de pensioenleeftijd in de regeling dan wel de AOW-leeftijd.
Kijk hier voor meer informatie over pensioenbeleggen voor de deelnemer